de eerste kastelen

De eerste kastelen werden tussen 800 en 1000 gebouwd. In die tijd maakten de vikingen de kusten van Europa onveilig: ze plunderden dorpen en boerderijen. De mensen waren bang en probeerden hun woning en hun land tegen de indringers te beschermen. Sommigen bouwden een wal of muur om hun huis. Die beschermde de huizen. Dat waren eigenlijk de eerste kastelen. Meestal op een heuvel met rivier eromheen.

 

van rond tot vierkant

De eerste kastelen waren meestal rond. Vanaf ongeveer 1400 ging men vierkante kastelen bouwen. Die waren prettiger om in te wonen. Ze waren ook beter te verdedigen, want de verdedigers hadden vanaf een rechte muur een beter uitzicht over de omgeving dan vanaf een ronde muur. Deze vierkante kastelen hadden hoge muren van soms wel twee meter dik. In die muren zaten smalle schietgaten. Er was 1 grote poort met een valhek. Bij de poort was ook een ophaalbrug over de gracht. Eerst stak de donjon als belangrijkste woontoren overal boven uit, maar later werden alle torens even hoog. En in het hele kasteel kwamen kamers om in te wonen.

wie woont er in een kasteel

Een kasteel in de Middeleeuwen was een soort dorp, maar dan in het klein. Het brood werd zelf gebakken en ook het vee werd zelf geslacht. Het naaien van kleren werd ook allemaal zelf gedaan. Op een kasteel woonden ook allerlei soorten mensen. Ten eerste natuurlijk de kasteelheer zelf, samen met zijn gezin. Verder vond je binnen de muren van het kasteel ook: dienstmeisjes (voor het schoonmaken), bedienden (om de gasten te bedienen), stalknechten (zodat de stallen schoon bleven en de paarden goed verzorgd werden), koks (voor het eten van de familie en de gasten), torenwachters (om op de uitkijk te staan of er geen gevaar dreigde), soldaten (voor verdediging of aanval), jagers (om voor het dierlijk voedsel te zorgen). Ook waren er metselaars en timmerlieden voor het bijhouden van het kasteel. En vond men ook schoenmakers, een zadelmaker, een smid, een bakker, een houthakker en een schrijver op het kasteel. Tot slot was er ook een kapper, deze was ook vaak de heelmeester. De zieke mensen werden bij de heelmeester gebracht, hij zorgde ervoor dat mensen weer beter werden. Ook verzorgde hij de mensen terwijl ze ziek waren. De heelmeester gebruikte hiervoor vaak kruiden, hier werden drankjes en zalfjes van gemaakt. De heelmeester was dus een soort dokter van het kasteel

veiligheid van kastelen

Kastelen horen natuurlijk bij de Middeleeuwen. Grote zware bouwwerken, goed verdedigd tegen vijanden. Kastelen worden ook wel burchten genoemd. Helemaal in het begin waren er nog geen kastelen, de edelman bouwde een soort toren met een schutting, hij bouwde dit van zware balken en boomstammen. Het liefst natuurlijk bouwde hij dit natuurlijk op een heuveltje met een gracht eromheen, dit was veel veiliger aangezien de manschappen van de vijand dan niet zomaar naar binnen konden komen. De allereerste kastelen waren meestal van hout. Later werden de edelen steeds machtiger. Er werden grotere kastelen gebouwd, meestal rond en van steen. Deze ronde vorm ging later steeds meer verdwijnen, er kwamen nu rechthoekige kastelen met zware hoektorens. Een goed voorbeeld van een rechthoekig kasteel is het Muiderslot.

Maak jouw eigen website met JouwWeb